Mijnheer ter Mors werkt nu 2,5 jaar op het Bona. Hij geeft geschiedenis in de onder- en bovenbouw. Maar we willen vooral meer weten over zijn hobby: zwaardvechten. Het gerucht gaat dat iemand die zeer op hem lijkt in de Efteling, op het plein voor de Raveleijnshow, zwaardvechtshows heeft gegeven. Daar wilden we natuurlijk het fijne van weten. “Na mijn stage voor docent geschiedenis was ik aan het solliciteren. Iemand die ik ooit zwaardvechtles had gegeven tipte mij over de baan op het Bona. Ik gaf al lang zwaardvechtles, en toen dacht ik eigenlijk nog dat ik daar ook wel in de klas iets mee kon doen. Het verschil is echter wel erg groot. Zwaardvechten is een fysieke vaardigheid, dus niet geestelijk. Ook zijn mensen anders gemotiveerd voor mijn sport, omdat ze zelf voor deze sport kiezen. Een gewone les is voor een grote groep die op stoelen zit, dus je hoeft niet op de veiligheid te letten. Ik zou niet willen kiezen tussen lesgeven op school of in zwaardvechten, het is beide erg leuk. Een fysieke sportles is gaaf, maar als ik alleen dat zou doen zou ik er wel snel op uitgekeken zijn. Variatie is belangrijk. Ik geef nu 18 uur geschiedenis en 4 uur zwaardvechtles in de week. Ik doe aan vechten met een korte stok (zie foto 1), langzwaardvechten (zie foto 2), langmes, vechten met een rapier, met de dolk en ik doe ook nog aan worstelen (foto 3 voor alle wapens). Naast lesgeven train ik zelf ook nog. Ik wil nog beter worden, en ik ben ook competitief ingesteld. Een belangrijk doel voor mij is de vechtkunst, zoals die in de 15e en 16e eeuw gangbaar was, beoefenen. Dat betekent veel fysiek trainen en oefeningen doen, maar ook boeken lezen uit die tijd. In zo’n boek over de 15e en 16e eeuw staat veel algemene kennis over bewegen, slaan etc. waarvan de auteurs ervan uitgaan dat wij dat snappen. Dat is niet altijd zo. Er is tegenwoordig een website waar alle zwaardvechtboeken op staan, maar vroeger maakte men kopieën uit archieven. De staatsbibliotheek van München is groot en in Leiden en Den Haag staan ook wat boeken. Eens in de zoveel tijd wordt er een boek teruggevonden dat verloren gewaand lijkt. Of je vindt een deel terug, en de andere delen zijn er (nog) niet. Er is veel helaas verloren gegaan. Er zijn ook competities en die vind ik ook leuk om te doen. Er is een internationale ranglijst met verschillende wapendisciplines. Met langzwaard sta ik in de top 250 van de wereld, met de korte stok ben ik internationaal nummer 24 en landelijk ben ik negende en vierde geworden. Een paar keer per jaar zijn er grote wedstrijden in Nederland en in het buitenland. Er zijn vaak wel 100 deelnemers of meer bij de grotere toernooien. Bij de gewapende disciplines moet je ook kunnen worstelen om iemand tegen de grond te krijgen. Net als bijvoorbeeld schermen is het de bedoeling om iemand te raken. Daarna kan iemand nog reageren, en daarna wordt door de scheidsrechters bepaald wie er punten scoren. Het hoofd en steken is meer punten waard dan een slag of een kleine snede. Je staat op een mat van 4 bij 6 meter. Je hebt een schermmasker op, een dikke jas aan en op je armen, ellebogen, knieën en schenen zitten harde platen. Je hoeft er geen vergunning voor te hebben, je mag zwaarden hebben en vervoeren, je moet ze alleen goed inpakken zodat ze niet herkenbaar zijn en niet gebruikt worden als wapen. De reacties van mensen op mijn sport verschillen. Veel mensen vinden het gaaf. Sommige mensen denken dat het alleen gaat om het verkleden en een rollenspel spelen, maar dat is het dus echt niet. Het is echt een vechtsport met wortels in historisch onderzoek. De krijgskunst van de moderne tijd heb ik nooit zo boeiend gevonden, net als het sabelvechten uit latere tijd. Die Middeleeuwse vechtkunst is een traditie die uitgestorven is. Dat is toen geëvolueerd en vooral geworden tot de moderne schermscholen. Het is nu een sport, en niet meer voor verdediging of oorlog. In mijn sport pakken we die Middeleeuwse traditie weer op. Het is interessant om die kunst weer door te geven. Als je ziet hoeveel sommige mensen trainen en op welk niveau ze vechten is dat veel. Er zijn nu 700 beoefenaars in Nederland, en ook wereldwijd groeit het aantal. Dat komt vooral omdat er meer zichtbaarheid is. Er zijn meer websites, het is te vinden op sociale media en we kunnen meeliften met wat andere sporten. Fantasyseries zijn populairder dan ooit. De kostumering en de vechtscènes zijn best goed gedaan in bijvoorbeeld een Zweedse remake van de serie Kingdom of Heaven, het vechten van Aragorn in de film Lord of The Rings, en in de serie Outlaw King op Netflix. Aan de andere kant: de meeste choreografen doen soms maar wat met zwaardvechten in hun films, en de acteurs met verschillende achtergronden kunnen dus eigenlijk alles net niet. Ook praten tussendoor in vechtscènes vind ik vreemd, je hebt helemaal geen tijd om te praten omdat het gevecht heel snel gaat. Als je dit wilt leren heb je al een aantal groepen waar je heel snel dingen leert. Binnen twee jaar kun je soms al heel goed zijn in toernooi vechten. Als je het echt wilt begrijpen ben wel tien jaar bezig, omdat er zoveel aspecten aan zitten. Schermkunst leren is een vorm van persoonlijke ontwikkeling. Het gevoel dat iemand zou kan aanvallen met een stalen zwaard en dat je weet wat je daarmee moet doen, geeft je ook veel zelfvertrouwen in andere situaties. Er is een juist moment om te handelen, observeren, dat je in actie moet komen. Dat zijn nuttige dingen die je kunnen helpen, naast je fitheid. Iedereen heeft zelfvertrouwen nodig en voor mij was dit de manier.” Wil je mijnheer ter Mors in actie zien, kijk dan hier en hier