Alice van Zandwijk is per 1 januari, na 42 jaar werkzaam te zijn geweest op het Bona, met pensioen. Ze liep er zelfs nog langer rond: als leerling en later ook tijdens haar stage. Bij het nadenken over al haar taken kwam al heel snel naar voren: docent LO, mentor van de brugklas, faalangsttrainer, musicaldocent dans en kleding/grime, Remedial Teacher, zelfverdedigingslessen organiseren, profielreisbegeleider, beheerder van de kledingkelder en organisator van talloze feesten op school. We zijn daarna maar gestopt met nadenken, anders zou er nog meer bij komen!
Hoe kwam je op het Bona?
“In de brugklas, gewoon als leerling. Voor mij was het wel een grote overgang. Van het dorp Zoeterwoude-Rijndijk naar de grote stad. Het was een totaal nieuwe omgeving en manier van doen. Ik kwam in iets heel nieuws terecht maar al snel voelde ik me thuis. Het Bona was nog wel een strenge patersschool. Jongens werden streng aangepakt, sterker nog, soms werden ze geslagen. Er zaten nog heel weinig meisjes (het was altijd een jongensschool (red.)) in die tijd. Ik ging naar het Bona omdat mijn twee broers hier al zaten. Van tevoren moest je een toelatingsexamen doen: allerlei toetsen waarin je basiskennis werd getest. De brugklas waar ik in kwam was heel hecht. Na de tweede en derde klas gymnasium ben ik naar 4 atheneum gegaan en toen geslaagd.
En toen? Studeren?
“Ik wist al op de basisschool dat ik iets met sport en lesgeven wilde doen. Ik gaf al “les” op de turnvereniging aan de kleuters. Ik wilde dus heel graag naar de sportacademie. Ik was heel blij dat ik aangenomen werd. De decaan van het Bona was daar niet zo zeker van namelijk. Hij zei “Meisje, wat is je tweede keus? De kans dat jij aangenomen wordt is niet zo groot want je hebt geen bètavakken maar een pretpakket.” Ik heb toen wel een tweede keus bedacht. Mijn vader was directeur van de Leidse wolfabriek, en die zag dat ik best wel creatief was. Hij nam stalen wol voor me mee, nieuwe dingen. Als het dan niet zou lukken wilde ik naar de school voor creatieve vormgeving om handvaardigheid-docent te worden. Dat bleek uiteindelijk niet nodig, want ik mocht toch beginnen op de sportacademie.”
En na een jaar was je alweer terug op het Bona!
“Mijn stage hier kwam in het tweede jaar. Ik kwam ook in mijn eerste studiejaar ook al wel terug op school, bijvoorbeeld bij het zestigjarig bestaan van het Bona. Ik deed toen een optreden samen met mijn zussen (De Heijden-meiden) in de Stadsgehoorzaal. In het tweede jaar van de Sportacademie ging ik in Den Haag op kamers, en daar woonde mijn oud-leraar Henk Bontje, die gym gaf op het Bona. Ik liep stage bij drie verschillende gymdocenten. Ik voelde me thuis en iedereen kende mij al. Toen ik bijna klaar was werd het spannend, want er waren maar heel weinig banen voor gymdocenten. Ineens belde Henk Bontje me en zei: “Maak je geen zorgen, want je hebt een baan, op het Bona!” Samen met één andere vriendin was ik de enige uit mijn klas die gelijk een baan had.”
Hoe was de opleiding vergeleken met de dagelijkse praktijk? Was het een goede voorbereiding?
“De opleiding was heel streng, je werd sportief echt afgeknepen. Bij touwklimmen moest het steeds opnieuw, soms wel vijf keer op en neer, zonder de grond te raken. Of de docent klapte in de handen en dan moest je meteen een kwartslag draaien en rondjes gaan rennen. Toen ik dat met mijn eerste 6V klas deed ging natuurlijk niemand ineens hardlopen 😊. Op de sportacademie had je ook mensen die ontzettend opschepten over hun eigen sport. Ik was gewoon allround, wel goed in dans, in jazz gym. Ik ben ook Nederlands kampioen jazzdansen geweest en daarvoor gingen we veel op pad met ons dansteam, maar ik vond dat niet zo belangrijk om te melden op de academie. Ik vond het ook helemaal niet leuk als ik iets voor moest doen. Het leek soms bij medestudenten alsof ze in alles alleen maar naar het beste moesten streven. |
Daartegenover staat de gewone L.O.-les op school; daarbij heb je lang niet altijd alle materialen of alle tijd. Kinderen zijn heel anders dan een klas vol sportliefhebbers. Ik vind het leuk dat sport zo breed is. Je kunt zoveel aanleren aan allerlei mensen. Het leukste aan lesgeven is dat ik mensen kon laten ervaren dat je niet de beste hoeft te zijn maar dat je je eigen grenzen kunt verleggen als je ervoor open staat. Laten zien dat je verder wilt komen. Kinderen kunnen zoveel. Ik heb altijd een zwak gehad voor de zwakke broeders. Daarom heb ik me ook verdiept in motorisch remedial teaching. Ik wilde juist die kinderen helpen die bang waren of het niet konden.”
Lesgeven werd lastiger toen je blessures kreeg, toch?
“Dat klopt. Toen ik schouderproblemen kreeg ben ik ook faalangsttrainer geworden, als andere richting voor als het niet meer over zou gaan. En wat betreft blessures: een slijmbeurs is weggehaald, en toen heb ik daarna nog mijn sleutelbeen gebroken. Toen ik een keer van een tafel ben gevallen had ik ontzettend pijn in mijn schouders en toen is die slijmbeurs pas ontdekt. Ik had nooit verwacht dat het zo lang zou duren. Het werd anderhalf jaar later dat ik weer kon werken. Ik begon toch weer te snel en kreeg toen een frozen shoulder. Gelukkig kwam het wel goed, de slijmbeurs is weer aangemaakt.”
Jarenlang was je een drijvende kracht bij de musical. Vertel!
“Mijn eerste Bonamusical was “Toeters en rebellen” in 1980. Die werd in de schouwburg opgevoerd. Nu zitten we daar niet meer. Er waren te veel problemen met brandveiligheid, er liepen zoveel mensen achter de schermen. De dag voor de uitvoering hadden we één mogelijkheid voor een generale. Ik deed de dansgroep, en toen we naar de generale gingen kreeg ik enorme ruzie met een collega. Die liet een aantal kinderen niet gaan. En plein public schold hij mij uit. “Wat denk jij dat hier op school belangrijk is?”. Toen ben ik met knikkende knieën naar de conrector gelopen, die die meiden uit de les heeft gehaald. Ik mocht ze natuurlijk meenemen. Het is nooit meer goed gekomen met die collega. Het was echt heel spannend, ik was nog zo jong, maar ik bleef wel staan voor de goede zaak. |
Verder heb ik overigens alleen maar medewerking gehad van collega’s rondom de musical. Het was vanaf het begin al zo’n fijne groep om bij te horen. Het was en is altijd een heel enthousiast en creatief team. Meedoen is al zo fantastisch en uiteindelijk kan toch iedereen erbij. Ook mensen die niet zo goed zijn, daar verzin je dan wat op. Docenten zijn even geen docent omdat je alles samendoet. Ik weet nog dat een jaar na onze uitvoering van ‘De Klokkenluider van de Notre Dame ‘de echte Notre Dame in brand vloog. De ontreddering van de groep, zo’n verbondenheid met elkaar.
Een aantal (interim) directeuren vóór Marlies Otte hadden weinig met de musical. Die gaf alleen maar lesuitval in hun ogen. Nu is er veel enthousiasme en word je gesteund. De kledingzolder moest ook maar verdwijnen, want dat nam allemaal ruimte in beslag. Toen het Bona verbouwd werd is er toch wel weer gekeken waar die kleding wel kon komen. Nu is onze kledingvoorraad in de kelder van het oude klooster. Er is genoeg ruimte en verder komt er niemand, zodat je ook rustig alles weer kunt opruimen. En gelukkig is er ook weer waardering en tijd toegekend aan de mensen die meewerken.”
Wat vond je fijn aan werken op het Bona, en hoe waren de laatste jaren vóór je afscheid?
“De vriendschap met collega’s. Die zat vooral in de sectie LO en de collega’s van de fietsreizen met V4, omdat je ook intensief dingen buiten de school doet. We organiseerden zoveel sportdagen, excursies en skireizen. Dat kan alleen met mensen die je vertrouwt en als je samen zorgt dat het goed gaat voor en met de leerlingen. Aan de andere kant hield ik wel mijn privéleven gescheiden van school, al was ik soms weinig thuis. Dagen en nachten zat ik te naaien als de musical er weer aan kwam.
Officieel ben ik 42,5 jaar in dienst geweest. Er is niet gelijk een ander leven voor mij begonnen. Op een nare manier moest ik voortijdig even stoppen. In november 2021 voelde ik iets in mijn keel. De huisarts zag niets, maar verwees me wel door naar de KNO-arts. Mijn keelamandelen zijn toen verwijderd.
Bij het uitslaggesprek na de operatie zeiden ze dat ik iemand moest meenemen. Nou, dan weet je het al. Er is toen een tumor op mijn keel gevonden die binnen een week eruit is gehaald. Die bleek kwaadaardig, maar het leek erop dat er geen uitzaaiingen waren. Om zeker te zijn moest er acht weken bestraald worden. Ik werk nu mee aan een onderzoek van het LUMC naar de gevolgen van mijn bestraling op de speekselklier. Ik kon al niet goed zingen maar nu echt niet meer, ik heb altijd een droge keel. Ik zit nog vier jaar in de molen met controles en dat onderzoek.”
Je pensioen verloopt dus anders dan gedacht vooraf?
“Ja. Op meerdere gebieden. Wat goed gaat is dat ik aan het opruimen ben in huis en op mijn computer. Ik heb zoveel schooldingen, foto’s en andere leuke dingen thuis staan. Ook heel leuk: mijn dochter gaat trouwen eind september, in Barcelona! Aan de andere kant is ook het ook wennen thuis. Mijn man, die ook altijd in het onderwijs heeft gezeten en heel actief was, heeft sinds een aantal jaren een gezichtsbeperking. Dat is niet altijd makkelijk. En ik zie nu, omdat we vaak langer samen thuis zijn, waar hij in beperkt is op dagelijkse basis. Daarom is het ook niet altijd makkelijk om plannen te maken. We hadden een droom om een huisje in het buitenland te kopen maar dat idee hebben we laten varen. Toch proberen we nog dingen te doen, maar dat moeten we dan goed regelen en over nadenken. Ik doe wel veel dingen buiten de deur, maar dan meer met andere mensen. Dat vind ik jammer maar dat is iets wat ik moet leren accepteren.
Toch kon ik vanaf begin mei 2022 zelf wel weer naar school. De Lichtjesavond, de laatste sportdag, diploma-uitreiking en mijn eigen afscheid in oktober 2022 heb ik toen gelukkig allemaal kunnen meemaken. Ik ben ook nog niet klaar hoor, de kledingkelder moet nog verder uitgezocht worden!”
Waar denk jij aan als je aan het Bona denkt, nu en in de toekomst?
“Het is een warm bad en kansrijk voor iedereen. Er is altijd een plek te vinden waar jij je ei kwijt kan. Bij de activiteiten of in de lessen. Bij sport zijn er wel wat uitdagingen wat betreft de accommodaties, maar toch organiseren we heel veel en hebben er ook wel topsporters bij ons op school gezeten. Ook zij vonden Bona toch een fijne school en ik ben er trots op dat dat bij ons begonnen is.
Wat ik zeker zal missen is de reuring; er is altijd wat te beleven. Ook: het omgaan met lastige klassen, die dan later toch weer leuk met je omgaan. En de dingen die alleen op een school gebeuren: de feesten, de gezelligheid, de musical. Er is geen kantoorbaan die te vergelijken is met wat hier op school allemaal gebeurt. Ten slotte: in de kledingkelder ligt mijn hart, want daar zitten aan alle stukken herinneringen. Het heeft voor mij heel veel waarde; voor mijzelf, voor de school en voor iedereen die er gebruik van maakt. Ik ben heel erg blij dat er opvolgsters zijn die de kelder gaan beheren!!”